Nederlands

E. L. R. Dit zijn de teekens van het boek en van den duidelijken Koran.

Sta hun toe te eten en te genieten in deze wereld, en laat hun hoop voeden; doch hierna zullen zij hunne dwaasheid kennen.

Geen volk zal gestraft worden voordat zijn tijd zal zijn gekomen, en deze zal niet worden verschoven.

Zoudt gij niet met een gevolg van engelen tot ons zijn gekomen, indien gij de waarheid hadt gesproken?

Waarlijk, wij hebben den Koran nedergezonden, en wij zullen dien zekerlijk voor vervalsching behoeden.

En er kwam geen gezant tot hen, dien zij niet tot het voorwerp hunner spotternijen maakten.

Zij zullen niet in hem gelooven niettegenstaande de straf der volkeren reeds vroeger werd uitgevoerd.

Zouden zij veeleer uitroepen: Onze oogen zijn slechts verblind door dronkenschap, of wij bevinden ons onder den indruk eener zinsbeguicheling.

Wij verdedigen deze tegen de aanslagen van iederen duivel welke met steenworpen werd teruggedreven.

Wij hebben ook de aarde uitgespreid en vaste bergen daarop geplaatst, en wij hebben alle planten in eene bewonderingswaardige orde daaruit doen spruiten.

Er is geene zaak, waarvan de voorraadschuren niet in onze handen zijn, en wij deelen die slechts in eene bepaalde mate uit.

Waarlijk, wij geven leven en doen sterven, en wij zijn de erfgenamen van alle dingen.

En uw Heer zal hen op den laatsten dag verzamelen; want hij is alwetend en wijs.

Vóór hem hadden wij reeds de geniussen uit een fijn vuur gemaakt.

Als ik hem dus volkomen gevormd en mijn geest in hem geblazen zal hebben zult gij dan voor hem nedervallen en hem aanbidden?

Behalve Eblis, die weigerde met hen te zijn, welke hem aanbaden.

Hij antwoordde: Ik zal den mensch niet aanbidden; dien gij gevormd hebt van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gekneed.

En een vloek zal op u rusten tot op den dag des oordeels.

God antwoordde: Waarlijk, gij zult tot hen behooren, die uitstel hebben verkregen.

De duivel (Eblis) antwoordde: Omdat gij mij hebt nedergeworpen, zal ik het kwade behagelijk voor den mensch maken, en hen allen verleiden.

God zeide: Dit is de rechte weg.

De hel is zekerlijk voor hen allen bestemd.

Maar zij, die God vreezen, zullen in tuinen wonen, te midden van fonteinen.

Wij zullen alle valschheid uit hunne harten wegnemen. Zij zullen als broeders zijn, en tegen over elkander zitten op rustbanken.

Verklaar mijne dienaren, dat ik de genadige, de barmhartige God ben.

En verhaal hun de geschiedenis van de gasten van Abraham.

En zij antwoordden: Vrees niets: wij brengen u de belofte van een wijzen zoon.

Zij zeiden: Wij hebben u de waarheid verhaald; wanhoop dus niet.

En hij zeide: Wat is dus uwe zending, o gezanten van God?

Maar wat de leden van Lots gezin betreft, zullen wij allen redden.

En toen de boodschappers tot het gezin van Lot kwamen,

Zij antwoordden: Maar wij zijn tot u gekomen om de straf uit te voeren, waaromtrent uwe medeburgers in twijfel verkeeren.

Breng dus uw gezin gedurende den nacht weg, en volg gij achter hen; en laat zich niemand uwer omkeeren, maar ga waarheen men u beveelt.

En de bewoners der stad kwamen tot Lot, zich verblijdende in het nieuws der aankomst van vreemdelingen.

Maar vreest God en bedekt mij niet met schande.

Lot hernam: Dit zijn mijne dochters, maak dus eerder van haar gebruik, indien gij vast besloten hebt nopens hetgeen gij wilt doen.

Daarom overviel hun een vreeselijke storm van den hemel, bij het opgaan der zon.

Waarlijk, daarin zijn teekens voor de menschen, die deze aandachtig nagaan.

Waarlijk, hierin is een teeken voor de ware geloovigen.

Daarom namen wij wraak op hen. En zij werden beide verdelgd, om als een duidelijk voorbeeld te dienen voor de menschen, ten einde daarnaar hunne daden te richten.

En wij toonden hun onze teekens; maar zij wendden zich ver daarvan af.

Maar een vreeselijk onweder van den hemel overviel hen des morgens.

Wij hebben de hemelen en de aarde, en wat zich daartusschen bevindt, niet dan in onrechtvaardigheid en niet te vergeefs geschapen, en het uur des oordeels zal zekerlijk komen. Vergeef dus uw volk, o Mahomet! met eene barmhartige vergiffenis.

Wij hebben u reeds zeven verzen gebracht, die dikwijls moesten worden herhaald, en den heerlijken Koran.

Zeg hun: Waarlijk, ik ben een openbaar prediker.

Die den Koran in verschillende deelen onderscheiden.

Nopens al hunne daden.

Wij zullen u zekerlijk bijstaan tegen de spotters.

En wij weten, dat gij diep gegriefd zijt door het verhaal van hetgeen zij zeggen.

En dien uwen Heer, tot de dood u overvalt.