تفسير ابن كثر - سورة الفاتحة الآية 1 | تواصل | القرآن الكريم

مرحباً بك زائرنا الكريم .. لك حرية الإستفادة والنشر

Surah Maryam ( Mary )

Select reciter

Nederlands

Surah Maryam ( Mary ) - Aya count 98
Facebook Twitter Google+ Pinterest Reddit StumbleUpon Linkedin Tumblr Google Bookmarks Email
كهيعص ( 1 ) Maryam ( Mary ) - Aya 1
C. H. Y. A. S.
ذِكْرُ رَحْمَتِ رَبِّكَ عَبْدَهُ زَكَرِيَّا ( 2 ) Maryam ( Mary ) - Aya 2
Zie hier eene herinnering van de genade van uwen Heer, omtrent zijn dienaar Zacharias.
إِذْ نَادَىٰ رَبَّهُ نِدَاءً خَفِيًّا ( 3 ) Maryam ( Mary ) - Aya 3
Toen hij zijn Heer aanriep met eene geheime aanroeping.
قَالَ رَبِّ إِنِّي وَهَنَ الْعَظْمُ مِنِّي وَاشْتَعَلَ الرَّأْسُ شَيْبًا وَلَمْ أَكُن بِدُعَائِكَ رَبِّ شَقِيًّا ( 4 ) Maryam ( Mary ) - Aya 4
En zeide O Heer! waarlijk mijne beenderen zijn verzwakt en mijn hoofd is wit geworden door grijsheid. En ik was nimmer ongelukkig in mijne gebeden tot u, o Heer!
وَإِنِّي خِفْتُ الْمَوَالِيَ مِن وَرَائِي وَكَانَتِ امْرَأَتِي عَاقِرًا فَهَبْ لِي مِن لَّدُنكَ وَلِيًّا ( 5 ) Maryam ( Mary ) - Aya 5
Maar ik vrees mijne bloedverwanten, die mij zullen opvolgen; want mijne vrouw is onvruchtbaar: geef mij dus een opvolger uit mijn eigen lichaam van u.
يَرِثُنِي وَيَرِثُ مِنْ آلِ يَعْقُوبَ ۖ وَاجْعَلْهُ رَبِّ رَضِيًّا ( 6 ) Maryam ( Mary ) - Aya 6
Die mijn erfgenaam zal zijn en een erfgenaam van het gezin van Jacob; en geef, o Heer! dat hij door u aangenomen worde.
يَا زَكَرِيَّا إِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلَامٍ اسْمُهُ يَحْيَىٰ لَمْ نَجْعَل لَّهُ مِن قَبْلُ سَمِيًّا ( 7 ) Maryam ( Mary ) - Aya 7
En de engel antwoordde hem: O Zacharias! waarlijk wij brengen u tijdingen van een zoon, wiens naam Yahya zal zijn. Wij hebben niemand vóór hem dien naam doen dragen.
قَالَ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَامٌ وَكَانَتِ امْرَأَتِي عَاقِرًا وَقَدْ بَلَغْتُ مِنَ الْكِبَرِ عِتِيًّا ( 8 ) Maryam ( Mary ) - Aya 8
Zacharias zeide: Hoe zal ik een zoon hebben, terwijl ik zei dat mijne vrouw onvruchtbaar is, en ik thans tot hoogen ouderdom gekomen en afgeleefd ben?
قَالَ كَذَٰلِكَ قَالَ رَبُّكَ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٌ وَقَدْ خَلَقْتُكَ مِن قَبْلُ وَلَمْ تَكُ شَيْئًا ( 9 ) Maryam ( Mary ) - Aya 9
De engel zeide: Zoo zal het zijn. Uw Heer zeide: Dit is mij gemakkelijk. Ik heb u vroeger geschapen, toen gij nog niets waart.
قَالَ رَبِّ اجْعَل لِّي آيَةً ۚ قَالَ آيَتُكَ أَلَّا تُكَلِّمَ النَّاسَ ثَلَاثَ لَيَالٍ سَوِيًّا ( 10 ) Maryam ( Mary ) - Aya 10
Zacharias antwoordde: O Heer! geef mij een teeken. De engel hernam: Uw teeken zal zijn, dat gij in drie nachten niet tot de menschen zult spreken hoewel gij u in volmaakte gezondheid bevindt.
فَخَرَجَ عَلَىٰ قَوْمِهِ مِنَ الْمِحْرَابِ فَأَوْحَىٰ إِلَيْهِمْ أَن سَبِّحُوا بُكْرَةً وَعَشِيًّا ( 11 ) Maryam ( Mary ) - Aya 11
En hij ging tot zijn volk uit het vertrek en hij maakte hun teekenen, alsof hij wilde zeggen: Geloofd zij God, des ochtends en des avonds.
يَا يَحْيَىٰ خُذِ الْكِتَابَ بِقُوَّةٍ ۖ وَآتَيْنَاهُ الْحُكْمَ صَبِيًّا ( 12 ) Maryam ( Mary ) - Aya 12
En wij zeiden tot zijn zoon: O Johannes! ontvang het boek der wet, met het besluit, dat te leeren en in acht te nemen. En wij schonken hem wijsheid, toen hij nog slechts een kind was.
وَحَنَانًا مِّن لَّدُنَّا وَزَكَاةً ۖ وَكَانَ تَقِيًّا ( 13 ) Maryam ( Mary ) - Aya 13
En onze genade en zuiverheid des levens; en hij was een vroom mensch
وَبَرًّا بِوَالِدَيْهِ وَلَمْ يَكُن جَبَّارًا عَصِيًّا ( 14 ) Maryam ( Mary ) - Aya 14
En deed zijnen plicht omtrent zijne ouders, en hij was trotsch noch weerspannig.
وَسَلَامٌ عَلَيْهِ يَوْمَ وُلِدَ وَيَوْمَ يَمُوتُ وَيَوْمَ يُبْعَثُ حَيًّا ( 15 ) Maryam ( Mary ) - Aya 15
Vrede zij op hem! den dag dat hij werd geboren, en den dag waarop hij zal sterven, en ook den dag waarop hij tot het leven zal worden opgewekt.
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ مَرْيَمَ إِذِ انتَبَذَتْ مِنْ أَهْلِهَا مَكَانًا شَرْقِيًّا ( 16 ) Maryam ( Mary ) - Aya 16
Herdenk in het boek van den Koran het verhaal van Maria, toen zij zich van haar gezin naar eene plaats ten Oosten verwijderde.
فَاتَّخَذَتْ مِن دُونِهِمْ حِجَابًا فَأَرْسَلْنَا إِلَيْهَا رُوحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرًا سَوِيًّا ( 17 ) Maryam ( Mary ) - Aya 17
En een sluier nam, om zich aan de blikken van anderen te onttrekken. Wij zonden onzen geest Gabriël tot haar, en hij verscheen haar in de gedaante van een volmaakt mensch.
قَالَتْ إِنِّي أَعُوذُ بِالرَّحْمَٰنِ مِنكَ إِن كُنتَ تَقِيًّا ( 18 ) Maryam ( Mary ) - Aya 18
Zij zeide: Ik zoek eene schuilplaats bij den genadigen God, opdat hij mij tegen u verdedige. Indien gij hem vreest zult gij mij niet naderen.
قَالَ إِنَّمَا أَنَا رَسُولُ رَبِّكِ لِأَهَبَ لَكِ غُلَامًا زَكِيًّا ( 19 ) Maryam ( Mary ) - Aya 19
Hij antwoordde: Waarlijk, ik ben de boodschapper van uwen Heer, en ik ben gezonden om u een heiligen zoon te geven.
قَالَتْ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَامٌ وَلَمْ يَمْسَسْنِي بَشَرٌ وَلَمْ أَكُ بَغِيًّا ( 20 ) Maryam ( Mary ) - Aya 20
Zij zeide: Hoe zal ik een zoon hebben; geen man heeft mij aangeraakt, en ik ben geene ontuchtige vrouw.
قَالَ كَذَٰلِكِ قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٌ ۖ وَلِنَجْعَلَهُ آيَةً لِّلنَّاسِ وَرَحْمَةً مِّنَّا ۚ وَكَانَ أَمْرًا مَّقْضِيًّا ( 21 ) Maryam ( Mary ) - Aya 21
Gabriël hernam: Zoo zal het zijn. Uw Heer zeide: Dit is mij gemakkelijk, en wij zullen het doen, ten einde hem tot een teeken voor de menschen en tot eene genade van ons te doen zijn. Het is eene besloten zaak.
فَحَمَلَتْهُ فَانتَبَذَتْ بِهِ مَكَانًا قَصِيًّا ( 22 ) Maryam ( Mary ) - Aya 22
Zij ontving hem dus, en zij verwijderde zich, met hem in haren schoot, naar eene afgelegen plaats.
فَأَجَاءَهَا الْمَخَاضُ إِلَىٰ جِذْعِ النَّخْلَةِ قَالَتْ يَا لَيْتَنِي مِتُّ قَبْلَ هَٰذَا وَكُنتُ نَسْيًا مَّنسِيًّا ( 23 ) Maryam ( Mary ) - Aya 23
En de pijnen der geboorte overvielen haar nabij den stam van een palmboom. Zij zeide: God gave dat ik vóór dit oogenblik ware gestorven; dat ik vergeten en in vergetelheid verloren ware.
فَنَادَاهَا مِن تَحْتِهَا أَلَّا تَحْزَنِي قَدْ جَعَلَ رَبُّكِ تَحْتَكِ سَرِيًّا ( 24 ) Maryam ( Mary ) - Aya 24
En hij die beneden haar was, riep haar toe, zeggende: Wees niet bedroefd! God heeft eene beek aan uwe voeten doen stroomen.
وَهُزِّي إِلَيْكِ بِجِذْعِ النَّخْلَةِ تُسَاقِطْ عَلَيْكِ رُطَبًا جَنِيًّا ( 25 ) Maryam ( Mary ) - Aya 25
Schudt den stam van den palmboom, en rijpe dadels zullen op u nedervallen.
فَكُلِي وَاشْرَبِي وَقَرِّي عَيْنًا ۖ فَإِمَّا تَرَيِنَّ مِنَ الْبَشَرِ أَحَدًا فَقُولِي إِنِّي نَذَرْتُ لِلرَّحْمَٰنِ صَوْمًا فَلَنْ أُكَلِّمَ الْيَوْمَ إِنسِيًّا ( 26 ) Maryam ( Mary ) - Aya 26
Eet en drink en stel uw hart gerust. Indien gij een man ziet die u ondervraagt. Zeg dan: Waarlijk, ik heb den Barmhartige een vasten toegewijd, zoodat ik dezen dag volstrekt niet tot een man spreken zal.
فَأَتَتْ بِهِ قَوْمَهَا تَحْمِلُهُ ۖ قَالُوا يَا مَرْيَمُ لَقَدْ جِئْتِ شَيْئًا فَرِيًّا ( 27 ) Maryam ( Mary ) - Aya 27
Zij bracht het kind tot haar volk, hem in hare armen dragende. En zij zeiden tot haar: O Maria! gij hebt eene vreemde zaak bedreven.
يَا أُخْتَ هَارُونَ مَا كَانَ أَبُوكِ امْرَأَ سَوْءٍ وَمَا كَانَتْ أُمُّكِ بَغِيًّا ( 28 ) Maryam ( Mary ) - Aya 28
O Zuster van Aäron! uw vader was geen slecht man, en uwe moeder geen ontuchtige vrouw.
فَأَشَارَتْ إِلَيْهِ ۖ قَالُوا كَيْفَ نُكَلِّمُ مَن كَانَ فِي الْمَهْدِ صَبِيًّا ( 29 ) Maryam ( Mary ) - Aya 29
Maar zij maakte teekenen tot het kind om hun te antwoorden. En zij zeiden: Hoe kunnen wij tot hem spreken, die nog een kind in de wieg is?
قَالَ إِنِّي عَبْدُ اللَّهِ آتَانِيَ الْكِتَابَ وَجَعَلَنِي نَبِيًّا ( 30 ) Maryam ( Mary ) - Aya 30
Daarop zeide het kind: Waarlijk, ik ben Gods dienaar; hij heeft mij het boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt.
وَجَعَلَنِي مُبَارَكًا أَيْنَ مَا كُنتُ وَأَوْصَانِي بِالصَّلَاةِ وَالزَّكَاةِ مَا دُمْتُ حَيًّا ( 31 ) Maryam ( Mary ) - Aya 31
En hij heeft gewild, dat ik gezegend zou zijn, overal waar ik mij ook zou mogen bevinden; hij heeft mij bevolen, het gebed in acht te nemen en aalmoezen te geven, zoo lang ik zal leven.
وَبَرًّا بِوَالِدَتِي وَلَمْ يَجْعَلْنِي جَبَّارًا شَقِيًّا ( 32 ) Maryam ( Mary ) - Aya 32
Hij heeft mij gehoorzaam omtrent mijne moeder gemaakt en hij zal mij niet trotsch of ellendig doen worden.
وَالسَّلَامُ عَلَيَّ يَوْمَ وُلِدتُّ وَيَوْمَ أَمُوتُ وَيَوْمَ أُبْعَثُ حَيًّا ( 33 ) Maryam ( Mary ) - Aya 33
Vrede zij op mij, den dag, waarop ik werd geboren en den dag waarop ik zal sterven, en den dag, waarop ik tot het leven zal worden opgewekt.
ذَٰلِكَ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ ۚ قَوْلَ الْحَقِّ الَّذِي فِيهِ يَمْتَرُونَ ( 34 ) Maryam ( Mary ) - Aya 34
Dit was Jezus de zoon van Maria, die het woord der waarheid zou spreken, waaromtrent zij twijfelen.
مَا كَانَ لِلَّهِ أَن يَتَّخِذَ مِن وَلَدٍ ۖ سُبْحَانَهُ ۚ إِذَا قَضَىٰ أَمْرًا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُ كُن فَيَكُونُ ( 35 ) Maryam ( Mary ) - Aya 35
Het is niet passend voor God dat hij een zoon zou hebben; zulk eene lastering zij verre van hem. Als hij over iets besluit zegt hij slechts: Wees! en het is.
وَإِنَّ اللَّهَ رَبِّي وَرَبُّكُمْ فَاعْبُدُوهُ ۚ هَٰذَا صِرَاطٌ مُّسْتَقِيمٌ ( 36 ) Maryam ( Mary ) - Aya 36
Waarlijk, God is mijn Heer en ùw Heer; dien hem dus; dit is de rechte weg.
فَاخْتَلَفَ الْأَحْزَابُ مِن بَيْنِهِمْ ۖ فَوَيْلٌ لِّلَّذِينَ كَفَرُوا مِن مَّشْهَدِ يَوْمٍ عَظِيمٍ ( 37 ) Maryam ( Mary ) - Aya 37
De partijen verschillen onder elkander nopens Jezus; maar wee over hen, die ongeloovigen zijn, wegens hunne verschijning op den grooten dag.
أَسْمِعْ بِهِمْ وَأَبْصِرْ يَوْمَ يَأْتُونَنَا ۖ لَٰكِنِ الظَّالِمُونَ الْيَوْمَ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ( 38 ) Maryam ( Mary ) - Aya 38
Doe hen hooren en doe hen zien op den dag, waarop zij tot ons zullen komen om geoordeeld te worden; maar de goddeloozen verkeeren heden in eene duidelijke dwaling.
وَأَنذِرْهُمْ يَوْمَ الْحَسْرَةِ إِذْ قُضِيَ الْأَمْرُ وَهُمْ فِي غَفْلَةٍ وَهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ ( 39 ) Maryam ( Mary ) - Aya 39
Waarschuw hen voor den dag der zuchten, als de zaak zal worden bepaald, terwijl zij thans in achteloosheid zijn verzonken en niet gelooven.
إِنَّا نَحْنُ نَرِثُ الْأَرْضَ وَمَنْ عَلَيْهَا وَإِلَيْنَا يُرْجَعُونَ ( 40 ) Maryam ( Mary ) - Aya 40
Waarlijk, wij zullen de aarde erven en al de schepselen die zich daarop bevinden, en tot ons zullen zij allen terugkeeren.
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ إِبْرَاهِيمَ ۚ إِنَّهُ كَانَ صِدِّيقًا نَّبِيًّا ( 41 ) Maryam ( Mary ) - Aya 41
En herdenk Abraham en het boek van den Koran; want hij was iemand van groote geloofwaardigheid en een profeet.
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ يَا أَبَتِ لِمَ تَعْبُدُ مَا لَا يَسْمَعُ وَلَا يُبْصِرُ وَلَا يُغْنِي عَنكَ شَيْئًا ( 42 ) Maryam ( Mary ) - Aya 42
Toen hij tot zijnen vader zeide: O mijn vader! waarom aanbidt gij datgene, wat noch hoort, noch ziet en u volstrekt niet van voordeel is?
يَا أَبَتِ إِنِّي قَدْ جَاءَنِي مِنَ الْعِلْمِ مَا لَمْ يَأْتِكَ فَاتَّبِعْنِي أَهْدِكَ صِرَاطًا سَوِيًّا ( 43 ) Maryam ( Mary ) - Aya 43
O mijn vader! waarlijk, mij werd een deel van kennis geschonken, dat u niet is gegeven; volg mij dus; ik zal u op den effen weg leiden.
يَا أَبَتِ لَا تَعْبُدِ الشَّيْطَانَ ۖ إِنَّ الشَّيْطَانَ كَانَ لِلرَّحْمَٰنِ عَصِيًّا ( 44 ) Maryam ( Mary ) - Aya 44
O mijn vader! dien Satan niet: want Satan was weêrspannig tegen den Barmhartige.
يَا أَبَتِ إِنِّي أَخَافُ أَن يَمَسَّكَ عَذَابٌ مِّنَ الرَّحْمَٰنِ فَتَكُونَ لِلشَّيْطَانِ وَلِيًّا ( 45 ) Maryam ( Mary ) - Aya 45
O mijn vader! waarlijk, ik vrees, dat u eene straf van den Barmhartige zal worden opgelegd, en gij een makker van Satan wordt.
قَالَ أَرَاغِبٌ أَنتَ عَنْ آلِهَتِي يَا إِبْرَاهِيمُ ۖ لَئِن لَّمْ تَنتَهِ لَأَرْجُمَنَّكَ ۖ وَاهْجُرْنِي مَلِيًّا ( 46 ) Maryam ( Mary ) - Aya 46
Zijn vader antwoordde: Verwerpt gij mijne goden, o Abraham! Indien gij niet ophoudt, zal ik u zekerlijk steenigen; verlaat mij dus voor langen tijd.
قَالَ سَلَامٌ عَلَيْكَ ۖ سَأَسْتَغْفِرُ لَكَ رَبِّي ۖ إِنَّهُ كَانَ بِي حَفِيًّا ( 47 ) Maryam ( Mary ) - Aya 47
Abraham antwoordde: Vrede zij op u! Ik zal van mijnen Heer vergiffenis voor u vragen; want hij is genadig omtrent mij.
وَأَعْتَزِلُكُمْ وَمَا تَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ وَأَدْعُو رَبِّي عَسَىٰ أَلَّا أَكُونَ بِدُعَاءِ رَبِّي شَقِيًّا ( 48 ) Maryam ( Mary ) - Aya 48
Ik wil mij van u scheiden en van de afgoden, welke gij naast God aanbidt, en ik zal mijn Heer aanroepen; misschien ben ik niet ongelukkig in mijne gebeden tot den Heer.
فَلَمَّا اعْتَزَلَهُمْ وَمَا يَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ وَهَبْنَا لَهُ إِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ ۖ وَكُلًّا جَعَلْنَا نَبِيًّا ( 49 ) Maryam ( Mary ) - Aya 49
En toen hij zich had gescheiden van hen en van de afgoden, welke zij naast God aanriepen, gaven wij hem Izaäk en Jacob, en wij maakten ieder van hen tot een profeet.
وَوَهَبْنَا لَهُم مِّن رَّحْمَتِنَا وَجَعَلْنَا لَهُمْ لِسَانَ صِدْقٍ عَلِيًّا ( 50 ) Maryam ( Mary ) - Aya 50
En wij gaven hun, door onze genade de profetiën en kinderen en welvaart, en wij deden hen de hoogste aanbeveling verdienen.
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ مُوسَىٰ ۚ إِنَّهُ كَانَ مُخْلَصًا وَكَانَ رَسُولًا نَّبِيًّا ( 51 ) Maryam ( Mary ) - Aya 51
En gedenk Mozes in het boek van den Koran; want hij was zeer oprecht, een gezant en een profeet.
وَنَادَيْنَاهُ مِن جَانِبِ الطُّورِ الْأَيْمَنِ وَقَرَّبْنَاهُ نَجِيًّا ( 52 ) Maryam ( Mary ) - Aya 52
En wij riepen hem van de rechterzijde van den berg Sinaï, en deden hem naderen om zich in het bijzonder met ons te onderhouden.
وَوَهَبْنَا لَهُ مِن رَّحْمَتِنَا أَخَاهُ هَارُونَ نَبِيًّا ( 53 ) Maryam ( Mary ) - Aya 53
Wij gaven hem door onze genade, zijn broeder Aäron, een profeet, als zijn helper.
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ إِسْمَاعِيلَ ۚ إِنَّهُ كَانَ صَادِقَ الْوَعْدِ وَكَانَ رَسُولًا نَّبِيًّا ( 54 ) Maryam ( Mary ) - Aya 54
Herdenk ook Ismaël in hetzelfde boek; want hij was getrouw aan zijne beloften, gezant en profeet.
وَكَانَ يَأْمُرُ أَهْلَهُ بِالصَّلَاةِ وَالزَّكَاةِ وَكَانَ عِندَ رَبِّهِ مَرْضِيًّا ( 55 ) Maryam ( Mary ) - Aya 55
En hij beval zijn gezin, het gebed in acht te nemen en aalmoezen te geven, en hij was zijnen Heer aangenaam.
وَاذْكُرْ فِي الْكِتَابِ إِدْرِيسَ ۚ إِنَّهُ كَانَ صِدِّيقًا نَّبِيًّا ( 56 ) Maryam ( Mary ) - Aya 56
En herdenk Edris in hetzelfde boek; want hij was een rechtvaardig mensch.
وَرَفَعْنَاهُ مَكَانًا عَلِيًّا ( 57 ) Maryam ( Mary ) - Aya 57
Wij verhieven hem tot een hooge plaats.
أُولَٰئِكَ الَّذِينَ أَنْعَمَ اللَّهُ عَلَيْهِم مِّنَ النَّبِيِّينَ مِن ذُرِّيَّةِ آدَمَ وَمِمَّنْ حَمَلْنَا مَعَ نُوحٍ وَمِن ذُرِّيَّةِ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْرَائِيلَ وَمِمَّنْ هَدَيْنَا وَاجْتَبَيْنَا ۚ إِذَا تُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ آيَاتُ الرَّحْمَٰنِ خَرُّوا سُجَّدًا وَبُكِيًّا ۩ ( 58 ) Maryam ( Mary ) - Aya 58
Dit zijn zij, voor wie God weldadig was, onder de profeten der nakomelingschap van Adam en van hen, welke wij in de ark met Noach bewaarden, en van de nakomelingschap van Abraham, en van Israël, en van hen welke wij geleid en gekozen hebben. Toen hun de teekens van den Barmhartige waren voorgelezen, vielen zij aanbiddende neder en weenden.
فَخَلَفَ مِن بَعْدِهِمْ خَلْفٌ أَضَاعُوا الصَّلَاةَ وَاتَّبَعُوا الشَّهَوَاتِ ۖ فَسَوْفَ يَلْقَوْنَ غَيًّا ( 59 ) Maryam ( Mary ) - Aya 59
Maar een volgend geslacht is na hen gekomen, dat het gebed verwaarloosde en zijne lusten volgde: zij zullen zekerlijk in de hel worden nedergestort.
إِلَّا مَن تَابَ وَآمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا فَأُولَٰئِكَ يَدْخُلُونَ الْجَنَّةَ وَلَا يُظْلَمُونَ شَيْئًا ( 60 ) Maryam ( Mary ) - Aya 60
Behalve zij, die berouw toonen en gelooven, en doen wat rechtvaardig is; deze zullen in het paradijs komen en in het minst niet gekrenkt worden.
جَنَّاتِ عَدْنٍ الَّتِي وَعَدَ الرَّحْمَٰنُ عِبَادَهُ بِالْغَيْبِ ۚ إِنَّهُ كَانَ وَعْدُهُ مَأْتِيًّا ( 61 ) Maryam ( Mary ) - Aya 61
Tuinen van eeuwig verblijf zullen hunne belooning zijn, welke de Barmhartige zijnen dienaren heeft beloofd, als een onderwerp des geloofs; en zijne belofte zal zekerlijk vervuld worden.
لَّا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًا إِلَّا سَلَامًا ۖ وَلَهُمْ رِزْقُهُمْ فِيهَا بُكْرَةً وَعَشِيًّا ( 62 ) Maryam ( Mary ) - Aya 62
Daar zullen zij geene ijdele gesprekken hooren, maar vrede, en hun voedsel zal daar des ochtends en des avonds voor hen worden gereed gemaakt.
تِلْكَ الْجَنَّةُ الَّتِي نُورِثُ مِنْ عِبَادِنَا مَن كَانَ تَقِيًّا ( 63 ) Maryam ( Mary ) - Aya 63
Dit is het paradijs, dat wij als eene erfenis zullen geven aan hen, die godvruchtig zijn.
وَمَا نَتَنَزَّلُ إِلَّا بِأَمْرِ رَبِّكَ ۖ لَهُ مَا بَيْنَ أَيْدِينَا وَمَا خَلْفَنَا وَمَا بَيْنَ ذَٰلِكَ ۚ وَمَا كَانَ رَبُّكَ نَسِيًّا ( 64 ) Maryam ( Mary ) - Aya 64
Wij dalen niet uit den hemel neder dan op het bevel van uwen Heer; aan hem behoort al wat voor of achter ons is en wat zich in de tusschenliggende ruimte bevindt. Uw Heer vergeet u nimmer.
رَّبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا فَاعْبُدْهُ وَاصْطَبِرْ لِعِبَادَتِهِ ۚ هَلْ تَعْلَمُ لَهُ سَمِيًّا ( 65 ) Maryam ( Mary ) - Aya 65
Hij is de Heer van hemel en aarde en van hetgeen daar tusschen is; aanbidt hem dus en weest volhardend in zijne aanbidding. Kent gij een van denzelfden naam als hij?
وَيَقُولُ الْإِنسَانُ أَإِذَا مَا مِتُّ لَسَوْفَ أُخْرَجُ حَيًّا ( 66 ) Maryam ( Mary ) - Aya 66
De mensch zegt: Nadat ik dood zal wezen, zal ik dan werkelijk levend uit het graf worden gebracht?
أَوَلَا يَذْكُرُ الْإِنسَانُ أَنَّا خَلَقْنَاهُ مِن قَبْلُ وَلَمْ يَكُ شَيْئًا ( 67 ) Maryam ( Mary ) - Aya 67
Gedenkt de mensch niet, dat wij hem vroeger schiepen, toen hij niets was?
فَوَرَبِّكَ لَنَحْشُرَنَّهُمْ وَالشَّيَاطِينَ ثُمَّ لَنُحْضِرَنَّهُمْ حَوْلَ جَهَنَّمَ جِثِيًّا ( 68 ) Maryam ( Mary ) - Aya 68
Maar ik zweer u bij uwen Heer, dat wij hen en de duivels zekerlijk zullen verzamelen, om hen te oordeelen; dan zullen wij hen op hunne knieën rondom de hel plaatsen.
ثُمَّ لَنَنزِعَنَّ مِن كُلِّ شِيعَةٍ أَيُّهُمْ أَشَدُّ عَلَى الرَّحْمَٰنِ عِتِيًّا ( 69 ) Maryam ( Mary ) - Aya 69
Daarna zullen wij van iedere partij degenen verwijderen, die het weerspannigst tegen den Heer waren.
ثُمَّ لَنَحْنُ أَعْلَمُ بِالَّذِينَ هُمْ أَوْلَىٰ بِهَا صِلِيًّا ( 70 ) Maryam ( Mary ) - Aya 70
Wij weten het beste, wie van hen het meeste waard is, daarin verbrand te worden.
وَإِن مِّنكُمْ إِلَّا وَارِدُهَا ۚ كَانَ عَلَىٰ رَبِّكَ حَتْمًا مَّقْضِيًّا ( 71 ) Maryam ( Mary ) - Aya 71
Er is niemand van u, die haar niet zal naderen; dit is een vast besluit van uwen Heer.
ثُمَّ نُنَجِّي الَّذِينَ اتَّقَوا وَّنَذَرُ الظَّالِمِينَ فِيهَا جِثِيًّا ( 72 ) Maryam ( Mary ) - Aya 72
Daarna zullen wij hen bevrijden, die godvruchtig waren; doch wij zullen de goddeloozen op hunne knieën daarin laten.
وَإِذَا تُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ قَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لِلَّذِينَ آمَنُوا أَيُّ الْفَرِيقَيْنِ خَيْرٌ مَّقَامًا وَأَحْسَنُ نَدِيًّا ( 73 ) Maryam ( Mary ) - Aya 73
Als hun onze duidelijke teekens worden voorgelezen, zeggen de ongeloovigen tot de ware geloovigen: Wie der beide partijen bekleedt de verhevenste plaats en vormt de uitmuntendste verzameling?
وَكَمْ أَهْلَكْنَا قَبْلَهُم مِّن قَرْنٍ هُمْ أَحْسَنُ أَثَاثًا وَرِئْيًا ( 74 ) Maryam ( Mary ) - Aya 74
Maar hoeveel geslachten hebben wij vóór hen verwoest, die hen in welvaart en in uiterlijk aanzien overtroffen?
قُلْ مَن كَانَ فِي الضَّلَالَةِ فَلْيَمْدُدْ لَهُ الرَّحْمَٰنُ مَدًّا ۚ حَتَّىٰ إِذَا رَأَوْا مَا يُوعَدُونَ إِمَّا الْعَذَابَ وَإِمَّا السَّاعَةَ فَسَيَعْلَمُونَ مَنْ هُوَ شَرٌّ مَّكَانًا وَأَضْعَفُ جُندًا ( 75 ) Maryam ( Mary ) - Aya 75
Zeg: Aan hem die in dwaling verkeert, zal God een lang en voorspoedig leven schenken. Tot zij zien waarmede zij worden bedreigd; hetzij de straf van dit leven of die van het jongste uur, en hierna zullen zij weten, wie in den slechten toestand verkeert en het zwakste van krachten is.
وَيَزِيدُ اللَّهُ الَّذِينَ اهْتَدَوْا هُدًى ۗ وَالْبَاقِيَاتُ الصَّالِحَاتُ خَيْرٌ عِندَ رَبِّكَ ثَوَابًا وَخَيْرٌ مَّرَدًّا ( 76 ) Maryam ( Mary ) - Aya 76
God zal tot de goede richting bijdragen van hen die op den rechten weg zijn geleid. En de goede werken, die eeuwig blijven, zijn voor het aangezicht van uwen Heer, wat de belooning betreft, beter dan wereldsche bezittingen, en verkieslijker met betrekking tot de toekomstige belooning.
أَفَرَأَيْتَ الَّذِي كَفَرَ بِآيَاتِنَا وَقَالَ لَأُوتَيَنَّ مَالًا وَوَلَدًا ( 77 ) Maryam ( Mary ) - Aya 77
Hebt gij hem gezien, die niet in onze teekenen gelooft, en zegt: Zekerlijk zullen mij rijkdommen en kinderen worden geschonken?
أَطَّلَعَ الْغَيْبَ أَمِ اتَّخَذَ عِندَ الرَّحْمَٰنِ عَهْدًا ( 78 ) Maryam ( Mary ) - Aya 78
Is hij bekend met de geheimen der toekomst, of heeft hij een verbond met den Barmhartige aangegaan, dat het zoo zal wezen? Volstrekt niet.
كَلَّا ۚ سَنَكْتُبُ مَا يَقُولُ وَنَمُدُّ لَهُ مِنَ الْعَذَابِ مَدًّا ( 79 ) Maryam ( Mary ) - Aya 79
Wij zullen zekerlijk opschrijven wat hij zegt, en zijne straf vermeerderen.
وَنَرِثُهُ مَا يَقُولُ وَيَأْتِينَا فَرْدًا ( 80 ) Maryam ( Mary ) - Aya 80
En wij zullen zijn erfgenaam wezen van datgene, waarvan hij spreekt, en op den jongsten dag zal hij alleen en naakt voor ons verschijnen.
وَاتَّخَذُوا مِن دُونِ اللَّهِ آلِهَةً لِّيَكُونُوا لَهُمْ عِزًّا ( 81 ) Maryam ( Mary ) - Aya 81
Zij hebben andere goden naast God genomen, opdat zij hun tot zegen konden zijn. Volstrekt niet.
كَلَّا ۚ سَيَكْفُرُونَ بِعِبَادَتِهِمْ وَيَكُونُونَ عَلَيْهِمْ ضِدًّا ( 82 ) Maryam ( Mary ) - Aya 82
Hierna zullen zij hunne aanbidding loochenen en hunne tegenstanders worden.
أَلَمْ تَرَ أَنَّا أَرْسَلْنَا الشَّيَاطِينَ عَلَى الْكَافِرِينَ تَؤُزُّهُمْ أَزًّا ( 83 ) Maryam ( Mary ) - Aya 83
Ziet gij niet, dat wij de duivels tegen de ongeloovigen zenden, om hun door hunne ingevingen tot het kwaad te verlokken?
فَلَا تَعْجَلْ عَلَيْهِمْ ۖ إِنَّمَا نَعُدُّ لَهُمْ عَدًّا ( 84 ) Maryam ( Mary ) - Aya 84
Haast u dus niet het verderf op hen af te smeeken; want wij geven hun een bepaald aantal dagen van uitstel.
يَوْمَ نَحْشُرُ الْمُتَّقِينَ إِلَى الرَّحْمَٰنِ وَفْدًا ( 85 ) Maryam ( Mary ) - Aya 85
Op een zekeren dag zullen wij de godvruchtigen op eervolle wijze voor den Barmhartige verzamelen, als gezanten, die in de tegenwoordigheid van een vorst komen.
وَنَسُوقُ الْمُجْرِمِينَ إِلَىٰ جَهَنَّمَ وِرْدًا ( 86 ) Maryam ( Mary ) - Aya 86
Maar wij zullen de zondaren in de hel drijven, zoo als het vee in het water wordt gedreven.
لَّا يَمْلِكُونَ الشَّفَاعَةَ إِلَّا مَنِ اتَّخَذَ عِندَ الرَّحْمَٰنِ عَهْدًا ( 87 ) Maryam ( Mary ) - Aya 87
Zij zullen geene voorspraak verkrijgen, behalve hij, die een verbond van den Barmhartige heeft ontvangen.
وَقَالُوا اتَّخَذَ الرَّحْمَٰنُ وَلَدًا ( 88 ) Maryam ( Mary ) - Aya 88
Zij zeggen: De Barmhartige heeft kinderen gebaard.
لَّقَدْ جِئْتُمْ شَيْئًا إِدًّا ( 89 ) Maryam ( Mary ) - Aya 89
Welk eene godslastering hebt gij daarmede uitgesproken!
تَكَادُ السَّمَاوَاتُ يَتَفَطَّرْنَ مِنْهُ وَتَنشَقُّ الْأَرْضُ وَتَخِرُّ الْجِبَالُ هَدًّا ( 90 ) Maryam ( Mary ) - Aya 90
Er is slechts weinig toe noodig, opdat de hemelen bij deze woorden verscheurd worden, en de aarde in tweeën gespleten worde en de bergen nedervallen.
أَن دَعَوْا لِلرَّحْمَٰنِ وَلَدًا ( 91 ) Maryam ( Mary ) - Aya 91
Omdat zij kinderen aan God beschrijven,
وَمَا يَنبَغِي لِلرَّحْمَٰنِ أَن يَتَّخِذَ وَلَدًا ( 92 ) Maryam ( Mary ) - Aya 92
Terwijl het Gode niet past kinderen te baren.
إِن كُلُّ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ إِلَّا آتِي الرَّحْمَٰنِ عَبْدًا ( 93 ) Maryam ( Mary ) - Aya 93
Waarlijk, er is niemand in den hemel of op aarde, die den Barmhartige niet als zijn dienaar zal naderen.
لَّقَدْ أَحْصَاهُمْ وَعَدَّهُمْ عَدًّا ( 94 ) Maryam ( Mary ) - Aya 94
Hij omringt hen door zijne kennis en macht, en telt hen met nauwkeurigheid.
وَكُلُّهُمْ آتِيهِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فَرْدًا ( 95 ) Maryam ( Mary ) - Aya 95
Zij zullen allen op den dag der opstanding voor hem verschijnen, verlaten zoowel van helpers als volgelingen.
إِنَّ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ سَيَجْعَلُ لَهُمُ الرَّحْمَٰنُ وُدًّا ( 96 ) Maryam ( Mary ) - Aya 96
Maar wat degenen betreft, die gelooven en goede werken doen, de Barmhartige zal hun liefde schenken.
فَإِنَّمَا يَسَّرْنَاهُ بِلِسَانِكَ لِتُبَشِّرَ بِهِ الْمُتَّقِينَ وَتُنذِرَ بِهِ قَوْمًا لُّدًّا ( 97 ) Maryam ( Mary ) - Aya 97
Waarlijk, wij hebben den Koran gemakkelijk voor uwe tong gemaakt door hem in uwe taal te geven, opdat gij daardoor den godvruchtige onze beloften verklaren, en het twistzieke volk dreigend waarschuwen zoudt.
وَكَمْ أَهْلَكْنَا قَبْلَهُم مِّن قَرْنٍ هَلْ تُحِسُّ مِنْهُم مِّنْ أَحَدٍ أَوْ تَسْمَعُ لَهُمْ رِكْزًا ( 98 ) Maryam ( Mary ) - Aya 98
En hoevele geslachten hebben wij niet vóór hen verdelgd? Vindt gij, dat er een aan hen gebleven is? Of hebt gij slechts een zucht over hen gehoord.
Facebook Twitter Google+ Pinterest Reddit StumbleUpon Linkedin Tumblr Google Bookmarks Email


Select language



Select surah


شبكة تواصل العائلية 1445 هـ
Powered by Quran For All version 2
www.al-naddaf.com ©1445h