تفسير ابن كثر - سورة الفاتحة الآية 1 | تواصل | القرآن الكريم

مرحباً بك زائرنا الكريم .. لك حرية الإستفادة والنشر

Surah Ash-Shuara ( The Poets )

Select reciter

Nederlands

Surah Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya count 227
Facebook Twitter Google+ Pinterest Reddit StumbleUpon Linkedin Tumblr Google Bookmarks Email
طسم ( 1 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 1
T. S. M.
تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ الْمُبِينِ ( 2 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 2
Dit zijn de teekens van het duidelijke boek.
لَعَلَّكَ بَاخِعٌ نَّفْسَكَ أَلَّا يَكُونُوا مُؤْمِنِينَ ( 3 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 3
Misschien bedroeft gij u doodelijk, omdat de bewoners van Mekka niet geloovig willen worden.
إِن نَّشَأْ نُنَزِّلْ عَلَيْهِم مِّنَ السَّمَاءِ آيَةً فَظَلَّتْ أَعْنَاقُهُمْ لَهَا خَاضِعِينَ ( 4 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 4
Indien het ons behaagde, zouden wij hun een overtuigend teeken uit den hemel kunnen nederzenden, waarvoor zij hunne nekken nederig zouden krommen.
وَمَا يَأْتِيهِم مِّن ذِكْرٍ مِّنَ الرَّحْمَٰنِ مُحْدَثٍ إِلَّا كَانُوا عَنْهُ مُعْرِضِينَ ( 5 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 5
Maar er komt van den Barmhartige, geene nieuwe vermaning tot hen welke naar de omstandigheden dit vereischen, wordt geopenbaard, waarvan zij zich niet afwenden.
فَقَدْ كَذَّبُوا فَسَيَأْتِيهِمْ أَنبَاءُ مَا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ ( 6 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 6
En zij hebben deze van valschheid beschuldigd; maar er zal een boodschap tot hen komen, waarmede zij niet zullen spotten.
أَوَلَمْ يَرَوْا إِلَى الْأَرْضِ كَمْ أَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ زَوْجٍ كَرِيمٍ ( 7 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 7
Hebben zij de aarde niet beschouwd, en gezien hoe veel verschillende planten, van allerlei edele soorten wij daaraan doen ontspruiten?
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 8 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 8
Waarlijk, hierin is een teeken; maar het grootste deel hunner zijn ongeloovigen.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 9 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 9
Waarlijk, uw Heer is de machtige, de barmhartige God.
وَإِذْ نَادَىٰ رَبُّكَ مُوسَىٰ أَنِ ائْتِ الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ( 10 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 10
Herdenk, toen uw Heer Mozes riep, zeggende: Ga tot het onrechtvaardige volk:
قَوْمَ فِرْعَوْنَ ۚ أَلَا يَتَّقُونَ ( 11 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 11
Het volk van Pharao. Zullen zij mij niet vreezen?
قَالَ رَبِّ إِنِّي أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ ( 12 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 12
Mozes antwoordde: O Heer! waarlijk, ik vrees, dat zij mij van logen zullen beschuldigen.
وَيَضِيقُ صَدْرِي وَلَا يَنطَلِقُ لِسَانِي فَأَرْسِلْ إِلَىٰ هَارُونَ ( 13 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 13
En dat mijne borst vernauwd worde en dat mijn tong niet gereed zij tot spreken; wijs Aäron dus aan om mijn helper te wezen.
وَلَهُمْ عَلَيَّ ذَنبٌ فَأَخَافُ أَن يَقْتُلُونِ ( 14 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 14
Ook kunnen zij mij eene misdaad tegenwerpen, en ik vrees dat zij mij zullen dooden.
قَالَ كَلَّا ۖ فَاذْهَبَا بِآيَاتِنَا ۖ إِنَّا مَعَكُم مُّسْتَمِعُونَ ( 15 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 15
God zeide: Zij zullen u volstrekt niet dooden: gaat dus met uwe teekenen; want wij zullen met u zijn, en wij willen hooren wat er tusschen u en hen geschiedt.
فَأْتِيَا فِرْعَوْنَ فَقُولَا إِنَّا رَسُولُ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 16 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 16
Gaat dus tot Pharao en zeg: Waarlijk, wij zijn de gezant van den Heer van alle schepselen.
أَنْ أَرْسِلْ مَعَنَا بَنِي إِسْرَائِيلَ ( 17 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 17
Zend de kinderen Israëls met ons weg.
قَالَ أَلَمْ نُرَبِّكَ فِينَا وَلِيدًا وَلَبِثْتَ فِينَا مِنْ عُمُرِكَ سِنِينَ ( 18 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 18
En toen zij hunne boodschap hadden overgebracht, antwoordde Pharao: Hebben wij u niet onder ons opgevoed, toen gij nog een kind waart, en hebt gij niet gedurende verscheidene jaren van uw leven onder ons gewoond?
وَفَعَلْتَ فَعْلَتَكَ الَّتِي فَعَلْتَ وَأَنتَ مِنَ الْكَافِرِينَ ( 19 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 19
Gij hebt de daad bedreven, welke gij bedreven hebt; en gij zijt een ondankbare.
قَالَ فَعَلْتُهَا إِذًا وَأَنَا مِنَ الضَّالِّينَ ( 20 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 20
Mozes hernam: Inderdaad, ik deed het, en ik was een van hen die dwaalden.
فَفَرَرْتُ مِنكُمْ لَمَّا خِفْتُكُمْ فَوَهَبَ لِي رَبِّي حُكْمًا وَجَعَلَنِي مِنَ الْمُرْسَلِينَ ( 21 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 21
Daarom ontvluchtte ik u, dewijl ik u vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken en mij tot een zijner gezanten aangewezen.
وَتِلْكَ نِعْمَةٌ تَمُنُّهَا عَلَيَّ أَنْ عَبَّدتَّ بَنِي إِسْرَائِيلَ ( 22 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 22
En is de gunst, welke gij mij hebt geschonken, dat gij de kinderen Israëls tot slaven maaktet?
قَالَ فِرْعَوْنُ وَمَا رَبُّ الْعَالَمِينَ ( 23 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 23
Pharao zeide: En wie is dan de Heer van alle schepselen?
قَالَ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا ۖ إِن كُنتُم مُّوقِنِينَ ( 24 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 24
Mozes antwoordde: de Heer van alle hemel en aarde en van alles wat daartusschen is; indien gij lieden van verstand zijt.
قَالَ لِمَنْ حَوْلَهُ أَلَا تَسْتَمِعُونَ ( 25 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 25
Pharao zeide tot degenen, die in zijne nabijheid waren: Hoort gij niet?
قَالَ رَبُّكُمْ وَرَبُّ آبَائِكُمُ الْأَوَّلِينَ ( 26 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 26
Mozes zeide: Uw Heer en de Heer uwer voorvaderen.
قَالَ إِنَّ رَسُولَكُمُ الَّذِي أُرْسِلَ إِلَيْكُمْ لَمَجْنُونٌ ( 27 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 27
Pharao zeide tot hen die tegenwoordig waren: Uw gezant, die tot u werd gezonden is zeker bezeten.
قَالَ رَبُّ الْمَشْرِقِ وَالْمَغْرِبِ وَمَا بَيْنَهُمَا ۖ إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ ( 28 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 28
Mozes zeide: de Heer van het Oosten en van het Westen en van alles wat daartusschen is; indien gij lieden van verstand zijt.
قَالَ لَئِنِ اتَّخَذْتَ إِلَٰهًا غَيْرِي لَأَجْعَلَنَّكَ مِنَ الْمَسْجُونِينَ ( 29 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 29
Pharao zeide tot hem: Waarlijk, indien gij een anderen God naast mij kiest, zal ik u gelijk doen wezen aan hen die gevangen zijn.
قَالَ أَوَلَوْ جِئْتُكَ بِشَيْءٍ مُّبِينٍ ( 30 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 30
Mozes antwoordde: Wat! niettegenstaande ik met een overtuigend wonder tot u kom?
قَالَ فَأْتِ بِهِ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ( 31 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 31
Pharao hernam: Toon het dan, indien gij de waarheid spreekt.
فَأَلْقَىٰ عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ ثُعْبَانٌ مُّبِينٌ ( 32 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 32
En hij wierp zijn staf neder, en ziet deze werd eene zichtbare slang.
وَنَزَعَ يَدَهُ فَإِذَا هِيَ بَيْضَاءُ لِلنَّاظِرِينَ ( 33 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 33
En hij trok zijne hand uit zijne borst en, ziet, zij was wit voor de toeschouwers,
قَالَ لِلْمَلَإِ حَوْلَهُ إِنَّ هَٰذَا لَسَاحِرٌ عَلِيمٌ ( 34 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 34
Pharao zeide tot de vorsten, die in zijne nabijheid waren: Waarlijk, deze man is een behendige toovenaar.
يُرِيدُ أَن يُخْرِجَكُم مِّنْ أَرْضِكُم بِسِحْرِهِ فَمَاذَا تَأْمُرُونَ ( 35 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 35
Hij tracht u door zijne tooverij het bezit van u land te ontrooven: wat denkt gij dus te doen?
قَالُوا أَرْجِهْ وَأَخَاهُ وَابْعَثْ فِي الْمَدَائِنِ حَاشِرِينَ ( 36 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 36
Zij antwoordden: Stel hem en zijn broeder door goede woorden voor eenigen tijd uit, en zend mannen in de steden, die verzamelen.
يَأْتُوكَ بِكُلِّ سَحَّارٍ عَلِيمٍ ( 37 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 37
En tot u brengen alle behendige toovenaren.
فَجُمِعَ السَّحَرَةُ لِمِيقَاتِ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ ( 38 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 38
Zoo werden de toovenaren op een bepaalden tijd, op een plechtigen dag bijeenvergaderd.
وَقِيلَ لِلنَّاسِ هَلْ أَنتُم مُّجْتَمِعُونَ ( 39 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 39
En tot het volk werd gezegd: Zijt gij bijeenvergaderd?
لَعَلَّنَا نَتَّبِعُ السَّحَرَةَ إِن كَانُوا هُمُ الْغَالِبِينَ ( 40 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 40
Ja, antwoordde het volk onder zich, en wij zullen de toovenaren volgen, indien zij de overwinning behalen.
فَلَمَّا جَاءَ السَّحَرَةُ قَالُوا لِفِرْعَوْنَ أَئِنَّ لَنَا لَأَجْرًا إِن كُنَّا نَحْنُ الْغَالِبِينَ ( 41 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 41
Toen de toovenaars gekomen waren, zeiden zij tot Pharao: zullen wij zekerlijk eene belooning ontvangen, indien wij de overwinning behalen?
قَالَ نَعَمْ وَإِنَّكُمْ إِذًا لَّمِنَ الْمُقَرَّبِينَ ( 42 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 42
Hij antwoordde: Ja, en gij zult mijn persoon mogen naderen.
قَالَ لَهُم مُّوسَىٰ أَلْقُوا مَا أَنتُم مُّلْقُونَ ( 43 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 43
Mozes zeide tot hen: Werpt neder wat gij neder te werpen hebt.
فَأَلْقَوْا حِبَالَهُمْ وَعِصِيَّهُمْ وَقَالُوا بِعِزَّةِ فِرْعَوْنَ إِنَّا لَنَحْنُ الْغَالِبُونَ ( 44 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 44
Daarop wierpen zij hunne koorden en hunne staven neer, en zeiden: Waarlijk, door de macht van Pharao zullen wij de overwinnaars zijn.
فَأَلْقَىٰ مُوسَىٰ عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ تَلْقَفُ مَا يَأْفِكُونَ ( 45 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 45
En Mozes wierp zijn staf neder, en ziet, de staf verzwolg wat zij valschelijk hadden uitgedacht.
فَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سَاجِدِينَ ( 46 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 46
Daarop wierpen zich de toovenaars biddend neder
قَالُوا آمَنَّا بِرَبِّ الْعَالَمِينَ ( 47 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 47
En zeiden: Wij gelooven in den Heer van alle schepselen.
رَبِّ مُوسَىٰ وَهَارُونَ ( 48 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 48
De Heer van Mozes en Aäron.
قَالَ آمَنتُمْ لَهُ قَبْلَ أَنْ آذَنَ لَكُمْ ۖ إِنَّهُ لَكَبِيرُكُمُ الَّذِي عَلَّمَكُمُ السِّحْرَ فَلَسَوْفَ تَعْلَمُونَ ۚ لَأُقَطِّعَنَّ أَيْدِيَكُمْ وَأَرْجُلَكُم مِّنْ خِلَافٍ وَلَأُصَلِّبَنَّكُمْ أَجْمَعِينَ ( 49 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 49
Pharao zeide tot hen: Hebt gij in hem geloofd, voor ik u verlof heb gegeven? Waarlijk hij is uw hoofd, die u de tooverij heeft geleerd; maar later zult gij zeker mijne kracht kennen. Ik zal uwe handen en uwe voeten aan de tegenovergestelde zijden afsnijden, en ik zal u allen doen kruisigen.
قَالُوا لَا ضَيْرَ ۖ إِنَّا إِلَىٰ رَبِّنَا مُنقَلِبُونَ ( 50 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 50
Zij antwoorden: Dit zal geen nadeel voor ons zijn; want wij zullen tot onzen Heer terugkeeren.
إِنَّا نَطْمَعُ أَن يَغْفِرَ لَنَا رَبُّنَا خَطَايَانَا أَن كُنَّا أَوَّلَ الْمُؤْمِنِينَ ( 51 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 51
Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven, ons die de eersten waren welke geoorloofd hebben.
وَأَوْحَيْنَا إِلَىٰ مُوسَىٰ أَنْ أَسْرِ بِعِبَادِي إِنَّكُم مُّتَّبَعُونَ ( 52 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 52
En wij spraken door openbaring tot Mozes, zeggende: Trek voort met mijne dienaren, des nachts; want gij zult vervolgd worden.
فَأَرْسَلَ فِرْعَوْنُ فِي الْمَدَائِنِ حَاشِرِينَ ( 53 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 53
En Pharao zond beambten in de steden om strijdkrachten te verzamelen
إِنَّ هَٰؤُلَاءِ لَشِرْذِمَةٌ قَلِيلُونَ ( 54 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 54
Zeggende: Waarlijk de Israëlieten maken slechts eene kleine hoop volk uit.
وَإِنَّهُمْ لَنَا لَغَائِظُونَ ( 55 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 55
En zij zijn verwoed op ons.
وَإِنَّا لَجَمِيعٌ حَاذِرُونَ ( 56 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 56
Maar wij vormen eene welvoorziene menigte.
فَأَخْرَجْنَاهُم مِّن جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ ( 57 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 57
Zoo deden wij hun hunne tuinen, hunne fonteinen,
وَكُنُوزٍ وَمَقَامٍ كَرِيمٍ ( 58 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 58
Hunne schatten en heerlijke woningen verlaten.
كَذَٰلِكَ وَأَوْرَثْنَاهَا بَنِي إِسْرَائِيلَ ( 59 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 59
Zoo deden wij, en wij deden die den kinderen Israëls erven.
فَأَتْبَعُوهُم مُّشْرِقِينَ ( 60 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 60
En zij vervolgden hen bij het opgaan der zon.
فَلَمَّا تَرَاءَى الْجَمْعَانِ قَالَ أَصْحَابُ مُوسَىٰ إِنَّا لَمُدْرَكُونَ ( 61 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 61
En toen de beide legers in elkanders gezicht waren gekomen, zeiden de makkers van Mozes: Wij zullen zekerlijk worden overwonnen.
قَالَ كَلَّا ۖ إِنَّ مَعِيَ رَبِّي سَيَهْدِينِ ( 62 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 62
Mozes antwoordde: Volstrekt niet: want mijn Heer is met mij; hij zal mij zekerlijk leiden.
فَأَوْحَيْنَا إِلَىٰ مُوسَىٰ أَنِ اضْرِب بِّعَصَاكَ الْبَحْرَ ۖ فَانفَلَقَ فَكَانَ كُلُّ فِرْقٍ كَالطَّوْدِ الْعَظِيمِ ( 63 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 63
En wij bevalen Mozes door openbaring, zeggende: Sla de zee met uwen staf. En toen hij haar had geslagen werd zij in twaalf afdeelingen verdeeld; ieder deel, dat een pad was, scheen een groote berg.
وَأَزْلَفْنَا ثَمَّ الْآخَرِينَ ( 64 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 64
En wij lieten de anderen naderen.
وَأَنجَيْنَا مُوسَىٰ وَمَن مَّعَهُ أَجْمَعِينَ ( 65 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 65
En wij bevrijdden Mozes en allen die met hem waren.
ثُمَّ أَغْرَقْنَا الْآخَرِينَ ( 66 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 66
Daarna verdronken wij de anderen.
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 67 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 67
Waarlijk daarin was een teeken; maar het grootste aantal hunner geloofden niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 68 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 68
Waarlijk, uw Heer is de machtige en de barmhartige.
وَاتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ إِبْرَاهِيمَ ( 69 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 69
En herinner hun de geschiedenis van Abraham.
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِ مَا تَعْبُدُونَ ( 70 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 70
Toen hij tot zijnen vader en zijn volk zeide: Wat aanbidt gij?
قَالُوا نَعْبُدُ أَصْنَامًا فَنَظَلُّ لَهَا عَاكِفِينَ ( 71 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 71
Zij antwoordden: Wij aanbidden afgoden, en wij dienen deze alle dagen met standvastigheid.
قَالَ هَلْ يَسْمَعُونَكُمْ إِذْ تَدْعُونَ ( 72 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 72
Abraham zeide: Hooren zij u als gij hen aanroept?
أَوْ يَنفَعُونَكُمْ أَوْ يَضُرُّونَ ( 73 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 73
Of bevoordeelen, noch deren zij u?
قَالُوا بَلْ وَجَدْنَا آبَاءَنَا كَذَٰلِكَ يَفْعَلُونَ ( 74 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 74
Zij antwoordden: Neen; maar wij zagen dat onze vaderen hetzelfde deden.
قَالَ أَفَرَأَيْتُم مَّا كُنتُمْ تَعْبُدُونَ ( 75 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 75
Hij zeide: Wat denkt gij: De goden die gij aanbidt.
أَنتُمْ وَآبَاؤُكُمُ الْأَقْدَمُونَ ( 76 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 76
En welke door uwe voorvaderen werden aangebeden.
فَإِنَّهُمْ عَدُوٌّ لِّي إِلَّا رَبَّ الْعَالَمِينَ ( 77 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 77
Zijn mijne vijanden, behalve slechts de Heer van alle schepselen.
الَّذِي خَلَقَنِي فَهُوَ يَهْدِينِ ( 78 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 78
Die mij heeft geschapen en mij op den rechten weg leidt.
وَالَّذِي هُوَ يُطْعِمُنِي وَيَسْقِينِ ( 79 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 79
En die mij geeft te eten en te drinken;
وَإِذَا مَرِضْتُ فَهُوَ يَشْفِينِ ( 80 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 80
En die mij geneest als ik ziek ben;
وَالَّذِي يُمِيتُنِي ثُمَّ يُحْيِينِ ( 81 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 81
En die mij zal doen sterven en mij daarna tot het leven zal terugbrengen.
وَالَّذِي أَطْمَعُ أَن يَغْفِرَ لِي خَطِيئَتِي يَوْمَ الدِّينِ ( 82 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 82
En die, naar ik hoop, mij mijne zonden op den dag des oordeels zal vergeven.
رَبِّ هَبْ لِي حُكْمًا وَأَلْحِقْنِي بِالصَّالِحِينَ ( 83 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 83
O Heer! verleen mij wijsheid en vereenig mij met de rechtvaardigen.
وَاجْعَل لِّي لِسَانَ صِدْقٍ فِي الْآخِرِينَ ( 84 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 84
En geef, dat nog de laatste nakomelingschap met eer van mij spreke;
وَاجْعَلْنِي مِن وَرَثَةِ جَنَّةِ النَّعِيمِ ( 85 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 85
En maak mij tot een erfgenaam van den tuin der heerlijkheid;
وَاغْفِرْ لِأَبِي إِنَّهُ كَانَ مِنَ الضَّالِّينَ ( 86 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 86
En vergeef mijn vader die tot de afdwalenden heeft behoord.
وَلَا تُخْزِنِي يَوْمَ يُبْعَثُونَ ( 87 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 87
En bedek mij niet met schande op den dag der opstanding;
يَوْمَ لَا يَنفَعُ مَالٌ وَلَا بَنُونَ ( 88 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 88
Op den dag, waarop noch rijkdommen, noch kinderen van eenig voordeel zullen kunnen zijn.
إِلَّا مَنْ أَتَى اللَّهَ بِقَلْبٍ سَلِيمٍ ( 89 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 89
Behalve voor hem, die met een oprecht hart tot God zal komen;
وَأُزْلِفَتِ الْجَنَّةُ لِلْمُتَّقِينَ ( 90 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 90
Als het paradijs voor het gezicht der vromen gebracht zal worden.
وَبُرِّزَتِ الْجَحِيمُ لِلْغَاوِينَ ( 91 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 91
En de hel geheel zal verschijnen voor hen die gedwaald zullen hebben;
وَقِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تَعْبُدُونَ ( 92 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 92
En tot hen zal gezegd worden: Waar zijn uwe godheden,
مِن دُونِ اللَّهِ هَلْ يَنصُرُونَكُمْ أَوْ يَنتَصِرُونَ ( 93 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 93
Welke gij naast God dient? Zullen zij u van straf bevrijden, of zullen zij zich zelven bevrijden?
فَكُبْكِبُوا فِيهَا هُمْ وَالْغَاوُونَ ( 94 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 94
En zij zullen in de hel geworpen worden; zoowel zij, als diegenen, welke tot hunne aanbidding werden verleid,
وَجُنُودُ إِبْلِيسَ أَجْمَعُونَ ( 95 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 95
En het geheele heir van Eblis.
قَالُوا وَهُمْ فِيهَا يَخْتَصِمُونَ ( 96 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 96
De verleiden zullen daar met hunne valsche goden twisten, zeggende:
تَاللَّهِ إِن كُنَّا لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ( 97 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 97
Bij God, wij verkeerden in eene duidelijke dwaling.
إِذْ نُسَوِّيكُم بِرَبِّ الْعَالَمِينَ ( 98 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 98
Toen wij u met den Heer van alle schepselen gelijk stelden.
وَمَا أَضَلَّنَا إِلَّا الْمُجْرِمُونَ ( 99 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 99
De zondaren alleen hebben ons verleid.
فَمَا لَنَا مِن شَافِعِينَ ( 100 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 100
Thans hebben wij geene tusschentreders.
وَلَا صَدِيقٍ حَمِيمٍ ( 101 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 101
Noch eenigen vriend die voor ons zorgt. i
فَلَوْ أَنَّ لَنَا كَرَّةً فَنَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ( 102 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 102
Indien het ons veroorloofd ware, nog slechts eenmaal in de wereld terug te keeren, zouden wij zekerlijk ware geloovigen worden.
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 103 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 103
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste gedeelte hunner gelooven niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 104 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 104
Uw Heer is de machtige, de barmhartige.
كَذَّبَتْ قَوْمُ نُوحٍ الْمُرْسَلِينَ ( 105 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 105
Het volk van Noach beschuldigde Gods zendingen van bedrog.
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ نُوحٌ أَلَا تَتَّقُونَ ( 106 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 106
Toen hun broeder Noach tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ( 107 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 107
Waarlijk, ik ben een geloofbare boodschapper voor u.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 108 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 108
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 109 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 109
Ik vraag geene belooning van u voor mijne prediking tot u; ik verwacht mijne belooning slechts van den Heer van alle schepselen.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 110 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 110
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
قَالُوا أَنُؤْمِنُ لَكَ وَاتَّبَعَكَ الْأَرْذَلُونَ ( 111 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 111
Zij antwoorden: Zullen wij u gelooven, die alleen door de laagsten uit het volk gevolgd wordt?
قَالَ وَمَا عِلْمِي بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ( 112 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 112
Noach zeide: Ik heb geene kennis van hetgeen zij deden.
إِنْ حِسَابُهُمْ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّي ۖ لَوْ تَشْعُرُونَ ( 113 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 113
Zij zijn mijn Heer alleen rekenschap verschuldigd; begreept gij dit slechts!
وَمَا أَنَا بِطَارِدِ الْمُؤْمِنِينَ ( 114 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 114
Daarom zal ik de geloovigen niet verdrijven.
إِنْ أَنَا إِلَّا نَذِيرٌ مُّبِينٌ ( 115 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 115
Ik ben slechts een openbaar prediker.
قَالُوا لَئِن لَّمْ تَنتَهِ يَا نُوحُ لَتَكُونَنَّ مِنَ الْمَرْجُومِينَ ( 116 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 116
Zij hernamen: Zekerlijk, o Noach! indien gij niet ophoudt op deze wijze te handelen zult gij gesteenigd worden.
قَالَ رَبِّ إِنَّ قَوْمِي كَذَّبُونِ ( 117 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 117
Hij zeide: O Heer! waarlijk, mijn volk houdt mij voor een leugenaar.
فَافْتَحْ بَيْنِي وَبَيْنَهُمْ فَتْحًا وَنَجِّنِي وَمَن مَّعِيَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ( 118 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 118
Richt dus in het openbaar tusschen mij en hen, en bevrijd mij en de ware geloovigen, die met mij zijn,
فَأَنجَيْنَاهُ وَمَن مَّعَهُ فِي الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ ( 119 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 119
Daarom bevrijdden wij hem, en degenen, die met hem waren in de ark, met menschen en dieren gevuld.
ثُمَّ أَغْرَقْنَا بَعْدُ الْبَاقِينَ ( 120 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 120
En daarom verdronken wij de overigen.
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 121 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 121
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 122 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 122
Uw Heer is de machtige, de barmhartige,
كَذَّبَتْ عَادٌ الْمُرْسَلِينَ ( 123 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 123
De stam van Ad beschuldigde Gods boodschapper van logen.
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ هُودٌ أَلَا تَتَّقُونَ ( 124 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 124
Toen hun broeder Hud tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ( 125 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 125
Waarlijk, ik ben een geloofbaar boodschapper tot u.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 126 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 126
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 127 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 127
[ik vraag van u geenerlei belooning voor mijne prediking tot u; ik verwacht mijne belooning slechts van den Heer van alle schepselen.
أَتَبْنُونَ بِكُلِّ رِيعٍ آيَةً تَعْبَثُونَ ( 128 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 128
Bouwt gij een scheidspaal op iedere hoog gelegen plaats, om u te vermaken?
وَتَتَّخِذُونَ مَصَانِعَ لَعَلَّكُمْ تَخْلُدُونَ ( 129 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 129
En richt gij prachtige werken op, in de hoop die eeuwig te bezitten?
وَإِذَا بَطَشْتُم بَطَشْتُمْ جَبَّارِينَ ( 130 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 130
En als gij uwe macht uitoefent, oefent gij die met onbarmhartigheid en gestrengheid uit.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 131 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 131
Vreest God, door deze dingen te verlaten en gelooft mij].
وَاتَّقُوا الَّذِي أَمَدَّكُم بِمَا تَعْلَمُونَ ( 132 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 132
En vreest hem, die u datgene heeft geschonken, wat gij kent.
أَمَدَّكُم بِأَنْعَامٍ وَبَنِينَ ( 133 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 133
Hij heeft u vee geschonken en kinderen;
وَجَنَّاتٍ وَعُيُونٍ ( 134 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 134
En tuinen en fonteinen.
إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ( 135 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 135
Waarlijk, ik vrees voor u de straf van een gestrengen dag.
قَالُوا سَوَاءٌ عَلَيْنَا أَوَعَظْتَ أَمْ لَمْ تَكُن مِّنَ الْوَاعِظِينَ ( 136 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 136
Zij antwoordden: Het is ons gelijk, of gij ons al dan niet vermaant.
إِنْ هَٰذَا إِلَّا خُلُقُ الْأَوَّلِينَ ( 137 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 137
Wat gij ons predikt is slechts een verzinsel der ouden.
وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ( 138 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 138
Nimmer zullen wij gestraft worden voor hetgeen wij hebben gedaan.
فَكَذَّبُوهُ فَأَهْلَكْنَاهُمْ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 139 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 139
En zij beschuldigden hem van bedrog, en daarom verdelgden wij hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 140 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 140
Uw Heer is de machtige, de barmhartige.
كَذَّبَتْ ثَمُودُ الْمُرْسَلِينَ ( 141 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 141
De stam van Thamoed beschuldigde Gods gezanten eveneens van leugen.
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ صَالِحٌ أَلَا تَتَّقُونَ ( 142 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 142
Toen hun broeder Saleh tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ( 143 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 143
Waarlijk, ik ben een geloovig boodschapper voor u.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 144 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 144
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 145 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 145
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking tot u: ik verwacht mijne belooning van niemand anders dan van den Heer van alle schepselen.
أَتُتْرَكُونَ فِي مَا هَاهُنَا آمِنِينَ ( 146 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 146
Zult gij altijd in het zekere bezit blijven van de dingen die hier zijn,
فِي جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ ( 147 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 147
Waaronder tuinen en fonteinen.
وَزُرُوعٍ وَنَخْلٍ طَلْعُهَا هَضِيمٌ ( 148 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 148
En korenvelden en palmboomen, wier takken met bloemen zijn beladen?
وَتَنْحِتُونَ مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا فَارِهِينَ ( 149 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 149
En wilt gij voortgaan, u woningen uit de bergen te houwen, terwijl gij u onbeschaamd gedraagt?
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 150 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 150
Vreest God en gehoorzaamt mij.
وَلَا تُطِيعُوا أَمْرَ الْمُسْرِفِينَ ( 151 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 151
En gehoorzaamt niet het bevel der zondaren.
الَّذِينَ يُفْسِدُونَ فِي الْأَرْضِ وَلَا يُصْلِحُونَ ( 152 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 152
Die snood op aarde handelen, en die zich niet verbeteren.
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ ( 153 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 153
Zij antwoordden: Waarlijk, gij zijt bezeten.
مَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا فَأْتِ بِآيَةٍ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ( 154 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 154
Gij zijt slechts een mensch gelijk wij; toon ons een teeken indien gij de waarheid spreekt.
قَالَ هَٰذِهِ نَاقَةٌ لَّهَا شِرْبٌ وَلَكُمْ شِرْبُ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ ( 155 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 155
Saleh zeide: Deze wijfjes-kameel zal u een teeken zijn, zij zal haar deel water hebben en gij zult beurtelings uw deel water hebben op een zekeren, voor u bepaalden dag.
وَلَا تَمَسُّوهَا بِسُوءٍ فَيَأْخُذَكُمْ عَذَابُ يَوْمٍ عَظِيمٍ ( 156 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 156
En deer haar niet, opdat u de straf van een vreeselijken dag niet worde opgelegd.
فَعَقَرُوهَا فَأَصْبَحُوا نَادِمِينَ ( 157 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 157
Maar zij doodden haar en berouwden hunne boosheid.
فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 158 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 158
Want de straf, waarmede zij bedreigd waren geworden, overviel hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel van hen geloofde niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 159 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 159
Uw Heer is de machtige, de genadige.
كَذَّبَتْ قَوْمُ لُوطٍ الْمُرْسَلِينَ ( 160 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 160
Het volk van Lot beschuldigde Gods boodschappers eveneens van bedrog.
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ لُوطٌ أَلَا تَتَّقُونَ ( 161 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 161
Toen hun broeder Lot tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ( 162 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 162
Waarlijk, ik ben een geloofbaar boodschapper tot u.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 163 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 163
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 164 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 164
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking: Ik verwacht mijne belooning van geen ander dan van den Heer van alle schepselen.
أَتَأْتُونَ الذُّكْرَانَ مِنَ الْعَالَمِينَ ( 165 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 165
Nadert gij de mannelijke wezens onder de menschen.
وَتَذَرُونَ مَا خَلَقَ لَكُمْ رَبُّكُم مِّنْ أَزْوَاجِكُم ۚ بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ عَادُونَ ( 166 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 166
En verlaat gij uwe vrouwen, die uw Heer voor u heeft geschapen. Waarlijk, gij zijt zondaren.
قَالُوا لَئِن لَّمْ تَنتَهِ يَا لُوطُ لَتَكُونَنَّ مِنَ الْمُخْرَجِينَ ( 167 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 167
Zij zeiden: Indien gij zoo voortgaat, o Lot! zult gij zekerlijk uit onze stad worden verdreven.
قَالَ إِنِّي لِعَمَلِكُم مِّنَ الْقَالِينَ ( 168 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 168
Hij zeide: Waarlijk, ik behoor tot hen, die uwe daden verfoeien.
رَبِّ نَجِّنِي وَأَهْلِي مِمَّا يَعْمَلُونَ ( 169 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 169
O Heer! bevrijd mij en mijn gezin van hetgeen zij bedrijven.
فَنَجَّيْنَاهُ وَأَهْلَهُ أَجْمَعِينَ ( 170 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 170
Daarom bevrijdden wij hem en zijn geheel gezin.
إِلَّا عَجُوزًا فِي الْغَابِرِينَ ( 171 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 171
Behalve eene oude vrouw, zijnde zijne vrouw, die omkwam met hen die achtergebleven waren.
ثُمَّ دَمَّرْنَا الْآخَرِينَ ( 172 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 172
Daarna verdelgden wij de overigen.
وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِم مَّطَرًا ۖ فَسَاءَ مَطَرُ الْمُنذَرِينَ ( 173 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 173
En wij deden eene bui van steenen op hen nederregenen, en vreeselijk was de regenbui die op degenen nederviel, welke te vergeefs waren gewaarschuwd.
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 174 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 174
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 175 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 175
Uw Heer is de machtige, de genadige.
كَذَّبَ أَصْحَابُ الْأَيْكَةِ الْمُرْسَلِينَ ( 176 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 176
Ook de bewoners van het woud beschuldigden Gods gezanten van bedrog.
إِذْ قَالَ لَهُمْ شُعَيْبٌ أَلَا تَتَّقُونَ ( 177 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 177
Toen Shoaib tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ ( 178 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 178
Waarlijk ik ben een geloovig boodschapper voor u.
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 179 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 179
Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ ۖ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 180 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 180
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking; ik verwacht mijne belooning van niemand anders dan van den Heer van alle schepselen.
أَوْفُوا الْكَيْلَ وَلَا تَكُونُوا مِنَ الْمُخْسِرِينَ ( 181 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 181
Geeft juist gewicht en weest geene bedriegers.
وَزِنُوا بِالْقِسْطَاسِ الْمُسْتَقِيمِ ( 182 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 182
En weegt met een gelijke weegschaal.
وَلَا تَبْخَسُوا النَّاسَ أَشْيَاءَهُمْ وَلَا تَعْثَوْا فِي الْأَرْضِ مُفْسِدِينَ ( 183 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 183
En vermindert niet wat den menschen toekomt; bedrijft geen geweld op aarde; en handelt niet slecht.
وَاتَّقُوا الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالْجِبِلَّةَ الْأَوَّلِينَ ( 184 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 184
En vreest hem die u en de vroegere geslachten heeft geschapen.
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ ( 185 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 185
Zij antwoordden: Waarlijk gij zijt bezeten.
وَمَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا وَإِن نَّظُنُّكَ لَمِنَ الْكَاذِبِينَ ( 186 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 186
Gij zijt niets meer dan een mensch gelijk wij en waarlijk, wij houden u voor een leugenaar.
فَأَسْقِطْ عَلَيْنَا كِسَفًا مِّنَ السَّمَاءِ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ( 187 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 187
Doe thans een deel van den hemel op ons nedervallen, indien gij de Waarheid spreekt.
قَالَ رَبِّي أَعْلَمُ بِمَا تَعْمَلُونَ ( 188 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 188
Shoaib zeide. Mijn Heer weet het beste wat gij doet.
فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمْ عَذَابُ يَوْمِ الظُّلَّةِ ۚ إِنَّهُ كَانَ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ ( 189 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 189
En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom overviel hen de straf van den dag der schaduwgevende wolk, en dit was de straf van den vreeselijken dag.
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً ۖ وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ ( 190 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 190
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ ( 191 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 191
Uw Heer is de machtige, de barmhartige.
وَإِنَّهُ لَتَنزِيلُ رَبِّ الْعَالَمِينَ ( 192 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 192
Dit boek is zekerlijk eene openbaring van den Heer van alle schepselen.
نَزَلَ بِهِ الرُّوحُ الْأَمِينُ ( 193 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 193
Welke de getrouwe geest op uw hart heeft doen nederdalen.
عَلَىٰ قَلْبِكَ لِتَكُونَ مِنَ الْمُنذِرِينَ ( 194 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 194
Opdat gij een prediker voor uw volk zoudt zijn,
بِلِسَانٍ عَرَبِيٍّ مُّبِينٍ ( 195 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 195
In de duidelijke Arabische taal.
وَإِنَّهُ لَفِي زُبُرِ الْأَوَّلِينَ ( 196 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 196
Waarvan de getuigenis door de schriften van vroegere tijden wordt geleverd.
أَوَلَمْ يَكُن لَّهُمْ آيَةً أَن يَعْلَمَهُ عُلَمَاءُ بَنِي إِسْرَائِيلَ ( 197 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 197
Was het geen teeken voor hen, dat de wijze mannen onder de kinderen Israëls die kenden?
وَلَوْ نَزَّلْنَاهُ عَلَىٰ بَعْضِ الْأَعْجَمِينَ ( 198 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 198
Hadden wij het aan een der vreemdelingen geopenbaard.
فَقَرَأَهُ عَلَيْهِم مَّا كَانُوا بِهِ مُؤْمِنِينَ ( 199 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 199
En hij zou het hun hebben voorgelezen, dan zouden zij daaraan niet hebben willen gelooven.
كَذَٰلِكَ سَلَكْنَاهُ فِي قُلُوبِ الْمُجْرِمِينَ ( 200 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 200
Zoo deden wij hardnekkig ongeloof in de harten der zondaren binnentreden.
لَا يُؤْمِنُونَ بِهِ حَتَّىٰ يَرَوُا الْعَذَابَ الْأَلِيمَ ( 201 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 201
Zij zullen daarin niet gelooven, dan nadat zij eene pijnlijke straf hebben gezien.
فَيَأْتِيَهُم بَغْتَةً وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ( 202 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 202
Deze zal plotseling over hen komen, en zij zullen deze niet voorzien.
فَيَقُولُوا هَلْ نَحْنُ مُنظَرُونَ ( 203 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 203
En zij zullen zeggen: zal ons uitstel worden verleend?
أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ ( 204 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 204
Verlangen zij dus dat onze straf zal worden verhaast?
أَفَرَأَيْتَ إِن مَّتَّعْنَاهُمْ سِنِينَ ( 205 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 205
Wat denkt gij? Indien wij hun toestaan het voordeel van dit leven voor vele jaren te genieten.
ثُمَّ جَاءَهُم مَّا كَانُوا يُوعَدُونَ ( 206 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 206
En datgene, waarmede zij bedreigd werden, later over hen komt.
مَا أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا يُمَتَّعُونَ ( 207 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 207
Wat zal het hen van voordeel zijn, wat zij hebben genoten?
وَمَا أَهْلَكْنَا مِن قَرْيَةٍ إِلَّا لَهَا مُنذِرُونَ ( 208 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 208
Wij hebben geene stad verwoest, dan nadat er vooraf gezanten waren heengezonden.
ذِكْرَىٰ وَمَا كُنَّا ظَالِمِينَ ( 209 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 209
Ten einde de bewoners daarvan te waarschuwen, ook behandelden wij hen niet onrechtvaardig.
وَمَا تَنَزَّلَتْ بِهِ الشَّيَاطِينُ ( 210 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 210
De duivelen daalden niet neder met den Koran, zooals de ongeloovigen voorgeven;
وَمَا يَنبَغِي لَهُمْ وَمَا يَسْتَطِيعُونَ ( 211 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 211
Dat komt niet overeen met hun doel; ook zijn zij niet in staat zulk een boek voort te brengen.
إِنَّهُمْ عَنِ السَّمْعِ لَمَعْزُولُونَ ( 212 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 212
Want zij zijn er ver van verwijderd, het gesprek der engelen in den hemel te hooren.
فَلَا تَدْعُ مَعَ اللَّهِ إِلَٰهًا آخَرَ فَتَكُونَ مِنَ الْمُعَذَّبِينَ ( 213 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 213
Roep geen anderen god met den waren God aan, opdat gij niet tot een van hen wordet, die ter straffe zijn gedoemd.
وَأَنذِرْ عَشِيرَتَكَ الْأَقْرَبِينَ ( 214 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 214
En vermaan uwe naaste betrekkingen.
وَاخْفِضْ جَنَاحَكَ لِمَنِ اتَّبَعَكَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ( 215 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 215
En gedraag u met zachtmoedigheid omtrent de ware geloovigen die u volgen.
فَإِنْ عَصَوْكَ فَقُلْ إِنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تَعْمَلُونَ ( 216 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 216
En indien zij ongehoorzaam omtrent u zijn, zeg dan: Waarlijk ik ben zuiver van hetgeen gij doet.
وَتَوَكَّلْ عَلَى الْعَزِيزِ الرَّحِيمِ ( 217 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 217
En vertrouw in den machtigsten, den barmhartigsten God.
الَّذِي يَرَاكَ حِينَ تَقُومُ ( 218 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 218
Die u ziet als gij opstaat,
وَتَقَلُّبَكَ فِي السَّاجِدِينَ ( 219 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 219
En uw gedrag onder hen die aanbidden;
إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ( 220 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 220
Want hij ziet en hoort alles.
هَلْ أُنَبِّئُكُمْ عَلَىٰ مَن تَنَزَّلُ الشَّيَاطِينُ ( 221 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 221
Zal ik u verklaren op wie de duivelen nederdalen?
تَنَزَّلُ عَلَىٰ كُلِّ أَفَّاكٍ أَثِيمٍ ( 222 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 222
Zij dalen neder op iederen leugenachtigen en zondigen persoon.
يُلْقُونَ السَّمْعَ وَأَكْثَرُهُمْ كَاذِبُونَ ( 223 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 223
Zij leeren wat gehoord is geworden , maar het grootste deel hunner zijn leugenaars.
وَالشُّعَرَاءُ يَتَّبِعُهُمُ الْغَاوُونَ ( 224 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 224
En zij die dwalen, volgen de stappen der dichters.
أَلَمْ تَرَ أَنَّهُمْ فِي كُلِّ وَادٍ يَهِيمُونَ ( 225 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 225
Ziet gij niet dat zij, als van hunne zinnen beroofd, door iedere vallei wandelen?
وَأَنَّهُمْ يَقُولُونَ مَا لَا يَفْعَلُونَ ( 226 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 226
En dat zij zeggen, wat zij niet doen?
إِلَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ وَذَكَرُوا اللَّهَ كَثِيرًا وَانتَصَرُوا مِن بَعْدِ مَا ظُلِمُوا ۗ وَسَيَعْلَمُ الَّذِينَ ظَلَمُوا أَيَّ مُنقَلَبٍ يَنقَلِبُونَ ( 227 ) Ash-Shuara ( The Poets ) - Aya 227
Behalve zij die gelooven en goede werken doen en God dikwijls herdenken. En die zich zelven verdedigen, nadat zij onrechtvaardig zijn behandeld geworden; terwijl zij die onrechtvaardig handelen, hierna zullen weten, welke handeling zij te wachten hebben.
Facebook Twitter Google+ Pinterest Reddit StumbleUpon Linkedin Tumblr Google Bookmarks Email


Select language



Select surah


شبكة تواصل العائلية 1445 هـ
Powered by Quran For All version 2
www.al-naddaf.com ©1445h